Standaard maak ik hetzelfde grapje met de vrienden of vriendinnen van mijn dochter als ze hier voor het eerst binnenkomen: ‘hallo, ik ben Lilian, haar oudste zus’ waarbij ik een hoofdbeweging maak naar mijn dochter die dan naast me staat en doet alsof ze niets hoort.
Heerlijk, die onzekere blikken! ‘Ik wist niet dat jij een zus had?’ wordt er wel eens verwijtend aan mijn dochter gevraagd terwijl er steels een blik op me geworpen wordt. ‘Is ze nou wel of niet de moeder?’ hoor je wel eens denken maar ja, het zou onbeleefd zijn om dat te vragen natuurlijk.
Gisteren kwam er een nieuwe vriendin mee. ‘Hallo, ik ben de oudste zus’ joelde ik en ik gaf een handje. ‘Oh’ lachte het meisje blij, ‘hallo, ik ben Bianca.’ Bianca deed alsof ik er gemakkelijk voor door zou kunnen gaan, voor de oudste zus, dus tussen Bianca en mij zit het wel goed de eerstkomende jaren.
Ja, ik kan me er echt elke keer weer op verheugen, op de onzekere blikken die dan uitgewisseld worden. Dochterlief vraagt allang niet meer of ik nou eens wil ophouden om telkens weer hetzelfde stompzinnige grapje te maken want ik doe het toch. Dus staat ze erbij met een blik van: ‘pffff, daar gaan we weer’ en heb ik dubbele lol. Nu niet alleen meer om de onzekere blikken maar ook vanwege de zuchtende dochter.
Als ik een spoortje twijfel bespeur ben ik altijd enorm in m’n sas. Als de vriendinnen direct spontaan reageren en me het gevoel geven dat ik écht de oudste zus zou kunnen zijn kan mijn dag natuurlijk niet meer stuk, zo simpel ben ik wel.
Laatst lachte ik echter iets minder hard. Dochter kwam thuis met een schoolvriend. Een ietwat schuchtere, slungelige jongeman stond onhandig in het halletje en trok net zijn jas uit. Juichend heette ik hem welkom in ons huis. ‘Dag’ riep ik blij, ‘ik ben Lilian, haar oudste zus’ en ik knikte naar mijn dochter. Die keek me aan met een blik van: ‘schiet nou maar op met dat lollige gedoe.’
Ik stak mijn hand uit en hij bromde zijn naam – ‘ik ben Mike’ – terwijl hij me argwanend in zich opnam.
Waarom hij argwanend keek snapte ik niet helemaal. Om het spel nog echter te doen lijken wendde ik me tot mijn dochter en zei: ‘heeft mama al gebeld?’
Dit ging Mike te ver kennelijk.
‘Ik geloof er niets van’ schudde hij zijn hoofd.
‘Waar geloof je niets van?’ vroeg ik.
‘Dat u (U!!) de oudste zus bent. Dat kan niet.’ Vooral dat ‘dat kan niet’ stak wel een beetje.
‘En waarom kan dat niet?’ vroeg ik beheerst terwijl ik voelde hoe de glimlach op mijn gezicht bevroor.
‘Gewoon.’ Hij haalde z’n schouders op. ‘Gewoon, dat kan niet.’
Het werd me TE pijnlijk – voor mezelf dan – om hier verder op in te gaan. ‘Ha ha’ lachte ik krampachtig geforceerd. ‘Wat goed van je!’
Ik draaide me om en liep weg, maar ik wou toch nog het laatste woord hebben. Deze toestand zat me niet helemaal lekker. ‘Echt goed van je. Jij bent de eerste die hier niet intrapt. Iedereen is er tot nu toe ingetrapt.’
Ik stond al met m’n rug naar hem toe toen hij me de definitieve dolkstoot gaf.
‘Dat kan niet’ mompelde hij.