Lief dagboek,
Terwijl ik dit schrijf gaan mijn gedachten terug naar gisteravond en wil je wel geloven dat de rillingen me dan weer terstond over het lijf lopen? Het was in één woord een gruwelijke avond en ik zal je vertellen waarom.
Gisteravond was ik voor het eerst uitgenodigd op de verjaardag van ex-collega L. Bij binnenkomst ging het vrijwel direct mis: ik kreeg een grote slagroompunt in handen gedrukt die ik gedachteloos aannam – de laatste tijd eet ik namelijk suikervrij en dat wilde ik graag zo houden. Niet alleen voel ik me er fitter door maar ook mijn weegschaal… enfin, dat is een ander verhaal. Hoe dan ook: de punt zou ik laten staan, nam ik me voor. Of in elk geval: een groot deel daarvan.
Toen ik de woonkamer binnenkwam zag ik direct dat de stoelen in een grote kring gerangschikt waren. ‘Klaar voor de groepstherapie’ mompelde ik binnensmonds want o dagboek, wat krijg ik het toch benauwd van dit soort verjaardagen! Het ontbreekt er nog maar aan dat we om de beurt onze vinger moeten opsteken om vervolgens verplicht ons leed te delen te midden van de plakken leverworst en de bakken pinda’s. Nee, dan de fees … ik dwaal af.
Ik belandde tussen twee vrouwen en werd vrijwel direct gegijzeld door de vrouw die links van me zat. Toen begon de narigheid want waarom is het toch nodig dagboek, dat er zoveel mensen zijn die het alleen maar over hun ziektes hebben? Zijn sommige mensen werkelijk zonder schaamtegevoel geboren? Het is toch niet normaal dat je iemand, die je niet kent, direct overvalt met zeikverhalen? De vrouw links van me kon namelijk niets anders dan slapzinnig ouwehoeren over wat haar vanaf de wieg overkomen was en – dat was het meest beangstigende – ik kwam er gewoon niet tussen. Het was een stortvloed van woorden, een waterval van keelklanken waarin ik ondergedompeld werd en bijkans verdronk. Na een tijd berustte ik in de situatie en luisterde nog maar met een half oor naar haar. Gaandeweg echter werd mijn aandacht getrokken door het gesprek dat rechts van me gevoerd werd.
Dat gesprek leek me vele malen boeiender. De vrouw rechts was druk aan het praten en terwijl ik ondertussen bijna als verdoofd tussen beide dames zat ving ik enkele interessante flarden op:
‘Tuurlijk ben ik klaar met haar, wat denk je! Ik wist niet dat je ZO kon afknappen op mensen. Kijk, dat ze haar eigen moeder altijd als oud vuil behandeld heeft moet ze zelf weten maar nu ze dat ook nog eens met míjn moeder doet zijn ons toch werkelijk de ogen geopend’.
Links, die dacht dat ze mijn aandacht had, ging onverdroten voort: ‘…en tijdens de laatste vakantie op de camping kreeg ik een acute niersteenaanval. Nou, dan weet je ook niet wat je overkomt hoor’.
Rechts nam een slok van haar wijn en zei: ‘Och ja, daar was een ieder het wel over eens: ze was een labiele vrouw, altijd al geweest. Het zal de overgang zijn en ja, dan ook nog dat huwelijk hè’.
Ik spitste m’n oren en ging wat rechter zitten. Het werd steeds interessanter maar links was niet te stuiten: ‘Na de derde hernia zei ik tegen de arts: ik wil nu absoluut geopereerd worden, dit kan zo niet langer’.
O dagboek, wat wenste ik dat ik die vrouw kon muilkorven!
Rechts begon zachter te praten, ik moest echt m’n best doen om wat te horen: ‘Ja, wist je dat niet, van dat huwelijk? O meid, ze kotst al jarenlang van die man! Dat is althans wat ze constant aan een ieder vertelt – ze wálgt van hem, ze haat hem! Het is heel sneu dat een ieder dit weet behalve hijzelf. Hij verdient het niet, hij is heus heel…’
Links krijste: ‘Nou, daar lag ik weer in het ziekenhuis. Goh mevrouwtje, bent u er alweer? zei de arts’.
‘Ach ja, geen ruggengraat hè’, concludeerde rechts. ‘De moraal van een mestkever. Sommige vrouwen moeten constant aandacht hebben, of het nu negatieve of positieve is en daar doen ze álles voor’.
Links zei: ‘En overgeven, óvergeven!!’ Ze articuleerde luid en duidelijk, alsof ze voelde dat ik er niet helemaal bij was. ‘Na elke narcose ben ik zo ziek als een hond, de spuugbakjes zijn niet aan te slepen’. Ze lachte hard – het was een akelige, schelle lach, ze klonk als een hyena met hondsdolheid.
Ik hoorde rechts eveneens lachen. Jammer, ik had iets gemist.
Links kraaide: ‘Wil je het litteken zien dat ik eraan overgehouden heb? Dat kan hoor, doe ik even m’n trui omhoog’.
Ik zuchtte en keek naar het bordje in m’n handen. Leeg. En dat, dagboek, terwijl ik nog wel zo van plan was niet te snoepen.
———————————-
Dit verhaal is ook gepubliceerd op Hoe Vrouwen Denken
11 gedachten over “Lief Dagboek – De Slagroompunt”
Wat heb je dat geweldig beschreven! Graag gelezen!
Erg leuk en zo verschrikkelijk herkenbaar!
Geweldig, daarom mijd ik verjaardagen 🙂
Eh….. troosteten… moeten we dat zó omschrijven? 😉
En toen kwam de suikerkick…
Nu weet ik weer precies waarom ik al jaren- en jarenlang niet meer aan verjaardagen doe. Gruwel de gruwel. Prachtig verteld…
Jammer dat je het beste walen om haar het zwijgen op te leggen zelf opgegeten hebt?
Walen is wapen
En de gouden medaille is voor…
volgens mij is er met verschrikkelijk veel mensen iets mis
ze moeten altijd over zichzelf aan het woord zijn
want ‘zij’ dragen zonder twijfel de zwaarste pijn
alsof ziek zijn of iets mankeren een ongeziene prestatie is
Knap geschreven weer, Rebelleke!
Lenjef
Gezéllig! VOlgend jaar weer?
Verjaardagen…so help me, God.
Prachtig stuk weer, Rebelse!