‘Arthur!!!’ krijste ze. ‘Arthur! Je bent het kerstbrood vergeten! Sukkel! Ik had nog zo gezegd het kerstbrood niet te vergeten en wat vergeet je? Natuurlijk het kerstbrood!’
In de gang hoorde hij stampvoeten en Artur keek op. Met een verhit hoofd stond ze boven hem. ‘Is dat nou zo moeilijk te onthouden?’ tierde ze. ‘Ik heb het speciaal met vette letters op het boodschappenbriefje gezet. K-E-R-S-T-B-R-O-O-D’. Elke letter sprak ze zorgvuldig uit alsof ze bang was dat Arthur anders geen idee had waar het over ging.
‘Ik had het niet zien staan’ murmelde de arme man schuldbewust. ‘Ik had het echt niet op het briefje gezien. Anders had ik natuurlijk…’
‘Het stond op de ACHTERKANT van het briefje. Op de ACH-TER-KANT. Niet gezien? Te stom om even op de achterkant van het briefje te kijken natuurlijk. Godsamme. Wat heb ik nou aan jou?’
‘Ik kan nu nog wel even naar de Plus?’ bood hij aan. ‘Of naar de Lidl? Of naar…’
‘Ach man, sodemieter op’, fulmineerde ze. ‘De kerstbroden zijn nu toch allang weg. Bovendien gaan de winkels straks dicht dus waar heb je het over’.
Ze wierp Artur een vernietigende blik toe en hij voelde hoe hij ineen schrompelde.
‘Wat een leven is dit’, mompelde ze terwijl ze wegliep. ‘Wat een leven heb ik toch. Ik ben getrouwd met een zwakzinnige. Waar heb ik dit aan verdiend?’
Arthur ging wat rechter in zijn stoel zitten en zuchtte. Het was elk jaar hetzelfde. Elk jaar werden de kerstdagen vergald omdat hij een vrouw om zich heen had die permanent in staat van grote opwinding verkeerde en dan drukte hij het nog subtiel uit. En waarom? Waar was het voor nodig? Ze kregen niemand over de vloer met de kerst en ze zouden verder nergens heengaan – alle contacten die ze ooit hadden had ze allang de deur uitgejaagd. Ze zouden dus gewoon met z’n tweetjes zijn met de kerst en toch maakte ze zich zo druk dat hij er al maanden van tevoren tegenop zag.
‘Godver…!!!’ hoorde hij vanuit de keuken en een ijskoude hand greep om zijn hart.
‘Laat me niet nog wat vergeten zijn’ smeekte hij terwijl hij zich alvast opmaakte voor de tirade die ongetwijfeld zou volgen.
‘De roomboter!!!! Zelfs de ROOMBOTER ben je vergeten! Ben je dan werkelijk nergens goed voor man? Ben je werkelijk te stom om uit je ogen te kijken?’
Arthur zweeg en keek naar buiten. Het carillon speelde een mooi liedje en in de mist zag hij her en der haastig mensen naar huis lopen. Als het zo mistig was vond hij de binnenstad van Harlingen nog mooier dan normaal en eigenlijk had hij wel zin om even een rondje Zoutsloot te doen. Zou hij Edwina vragen om mee te gaan? Zou dat haar wat milder stemmen? Het moest toch mogelijk zijn om een beetje fleur, een beetje gezelligheid in huis te brengen?
‘Zullen we even een blokje om?’ stelde hij voor toen hij naar de keuken liep. ‘Wat frisse lucht doet je misschien goed en het is buiten zo mooi met de mist en zo – ik denk dat je het heus wel leuk vindt om…’
Hij kon z’n zin niet afmaken. Edwina zat aan de keukentafel en staarde hem aan met ogen die smeulden van woede. Met een beetje verbeelding kon hij werkelijk rook uit haar neusgaten zien opstijgen.
‘Zielepiet!’ siste ze. ‘Zeg me na: ‘Ik ben een homp vlees met een kloppend hart’. Zeg het. ZEG HET!’
Ze stond met zo’n ruk op dat de keukenstoel omviel.
‘Hoe… wat…’ vroeg Arthur verbijsterd. Hij had Edwina vaak kwaad gezien maar nog nooit ZO kwaad.
‘De servetjes idioot!’ gilde ze. ‘Zelfs de servetjes ben je vergeten!’
Arthur staarde Edwina aan en terwijl hij ondergedompeld werd in een stortvloed van verwijten voelde hij zich opeens kalm en rustig worden. Hij rechtte zijn rug terwijl ze de ene na de andere verwensing naar zijn hoofd slingerde.
‘Klaar?’ vroeg hij kalm toen ze door haar krachttermen heen was. Ze gaf geen antwoord en keek hem aan. Arthur deed een stap naar voren en glimlachte vriendelijk. Hij legde zijn handen op haar schouders en hij zag iets in haar blik veranderen. De pure minachting maakte plaats voor… verwondering.
‘Ik vroeg of je klaar was’ zei Artur en hij klonk werkelijk hartelijk.
‘Gggggrrhhh’ antwoordde Edwina. De verwondering was uit haar blik verdwenen en had plaatsgemaakt voor verbijstering.
‘Ik vind dat geen duidelijk antwoord lieverd’ zei Arthur en fronste. ‘Voor iemand die altijd het hoogste woord heeft druk je je nu vrij onduidelijk uit’.
De paniek spatte nu uit Edwina’s ogen en als een razende probeerde ze Arthur’s vingers die ondertussen als bankschroeven om haar hals heen geklemd zaten los te maken. Tevergeefs.
‘Het spijt me van het kerstbrood’ zei Arthur tegen een nu schuimbekkende Edwina. ‘En het spijt me van de roomboter. Het spijt me trouwens ook van de servetjes’.
Toen Arthur eindelijk de keuken verliet besloot hij toch even een wandeling over de Zoutsloot te maken. Hij voelde zich blij, opgelucht. Eigenlijk zou hij wel dansend de straat op willen gaan. Met een ongekend gelukkig gevoel trok hij zijn jas aan, deed zijn pet op en slenterde naar buiten. Het zou een fijne, rustige kerst worden dit jaar. Eindelijk.
15 gedachten over “De rustige kerst van Arthur”
Heel goed, prachtverhaal!
Geweldig!
Je weet de spanning weer goed op te bouwen, zou hij? zou hij niet? bloedstollend 😉 Fijne, rustige kerstdagen gewenst!
Well done. Van jou. En van Arthur.
Kerst hoeft dus niet altijd saai te zijn
Ai, dat was weer bloedstollend spannend! Top!
Zeker óók al vergeten zijn handen van haar keel af te halen!
Rust!
Een zuurtje?
het leven
van anderen verzuren
zit bij sommigen in het bloed
misschien vinden ze pure azijn
lekkerder dan de duurste wijn
verbittering
is vaak de brandstof
die koude harten kloppen doet
Lenjef 🙂
Wat een extraatje.
Zo, die rust at heeft Arthur dik verdiend, haha! Wat een héérlijk verhaal…
Een keer teveel het bloed onder zijn nagels vandaan gehaald. Krijg je dat!
Fijne dag nog?
Heerlijk! 🙂
Graag gelezen. En veel gegrinnikt….
Hartelijk dank allen, voor jullie reactie! Ik weet niet of ik dit jaar nog veel zal schrijven, hoogstwaarschijnlijk niet. Daarom wens ik jullie alvast een heel fijne jaarwisseling en een mooi, goed, creatief en vooral gezond 2018. Geniet van de oliebollen, appelflappen en elkaar en tot ziens in het nieuwe jaar! xxx