Zolang je blijft denken is er niks aan de hand!
De Melkwegdans
Toen ze die dag op het strand stond en naar de vlieger keek die hoog in de lucht hing zag ze dat niemand het touw vasthield; het bungelde in de wind en danste uitnodigend voor haar neus, als een soort Stairway to Heaven, en op het moment dat ze het touw pakte wist ze meteen wat de bedoeling was. ‘Waarom ook niet?’ dacht ze, terwijl ze voorzichtig omhoog begon te klimmen.
Steeds hoger klom ze, haar vingers slipten even weg en bijna viel ze maar ze trok zich direct weer op, en toen ze naar beneden keek zag ze dat de moeder van het kleine jongetje, waar ze zonet nog om gelachen had omdat hij dacht dat hij écht onzichtbaar werd als hij zijn ogen dichtdeed, in een stoel zat te breien, welke vrouw gaat er op een bloedhete dag in de zomer op het strand zitten breien godbetert, en had die gek nou ook een boodschappentas vol prei naast zich staan? Maar niemand lette op de moeder – ook niet op het jongetje trouwens – en ze klom verder omhoog, ver weg van het zand, de golven, weg van alles wat werkelijk was of waarvan ze dacht dat het werkelijk was.
Het strand onder haar werd kleiner en kleiner, de mensen werden stipjes, het geluid van beneden ebde weg tot een vaag gemurmel en ineens hing ze boven de wolken, boven de hele wereld, ze zag een bordje: Melkweg – wie in hemelsnaam zet er nou een bordje neer in de ruimte? – en staarde verbijsterd naar de sliertjes licht die om haar heen kronkelden. ‘Ik ben gekomen om te dansen’ zei ze. De maan keek haar aan, tenminste, dat idee had ze, maar misschien keek hij langs haar heen, misschien zag hij haar niet eens. Er lag iets droevigs in zijn blik, ze kon er de vinger niet op leggen maar eigenlijk interesseerde dat haar ook niet, ze danste van hem weg, door de Melkweg heen terwijl ze zich voor het eerst in maanden weer levend voelde en ze nam zich voor dit de rest van haar leven te doen, maar toch, dat was het gekke, was ze op een dag klaar met dansen. ‘Ik wil naar huis,’ zei ze, maar, zo zeiden de maan en de sterren: dat kon niet meer. Het was te laat. Ze zou voor eeuwig bij hen moeten blijven, ze zouden haar verwennen, voor haar zorgen en haar vertroetelen alsof ze een baby was, maar naar huis gaan was onmogelijk en bovendien, zo zeiden ze ook: wat is thuis? Je weet toch dat thuis niet bestaat? Thuis is hooguit een herinnering die is blijven hangen in je hoofd, een vaag gevoel van heimwee naar iets dat voorbij is.
‘Toch wil ik naar huis,’ hield ze koppig vol terwijl ze de stompzinnige redenering van de sterren negeerde, ‘ik wil terug naar de herinneringen, naar de stemmen, in godsnaam, ik wil ze weer horen praten en lachen en discussiëren over politiek en samen eten en drinken, snappen jullie dan niet dat ik de stemmen mis?,’ maar de sterren fluisterden dat gemis een ander woord was voor liefde, en, zo zeiden ze, de liefde is nu hier, bij ons. Ze kusten haar, hielden haar vast. Knuffelden haar zoals ze nog nooit in haar leven geknuffeld was en vertelden haar dat het goed was. Ze veegde een traan weg, glimlachte, voelde zich gelukkig en vergat wat ze ooit had gewild, wat ze ooit had gedacht, wat ze ooit had gevoeld, en terwijl ze voelde hoe ze dat alles vergat wist ze dat het niet meer belangrijk was.
Beneden op het strand keek de vrouw even op van haar breiwerkje. Ze zag een vlieger zonder touw wegwaaien, het ding verdween steeds hoger in de wolken. Ze keek ernaar totdat ze hem echt niet meer kon zien, hij totaal verdwenen was. Ongelovig schudde ze haar hoofd, fronste haar wenkbrauwen, rechtte haar rug en ging door met breien. De sokken moesten nu echt eens af.
Archieven
Categorieën
- 01 – KORTE VERHALEN
- Broer
- Dagboek
- Dagelijkse Dingen
- De Doordouwers
- Denkbeeldig Gesprek
- Dochter
- Een Familieroman
- Films & Series
- Gedichten
- Gepubliceerd
- Gesprekken
- Graaiers
- Het Verhaal van Julia
- Humor
- Hypochondrie
- Kantoorperikelen
- Koningshuis
- Liedje van de Week
- Open Brief
- Ouders
- Politiek
- Rondom Harlingen
- Sprookjes
- Taal
- VZTZ
- WE 300
- Willekeurige Herinneringen
