© Pixabay horizontal-3286332_1280

Puur Natuur

‘Zeven kilo,’ snikte ze aan de andere kant van de lijn. ‘ZEVEN kilo ben ik deze decembermaand aangekomen. Het ging juist zo verschrikkelijk goed met me dit jaar.’
Aan de telefoon had ik Elsa, een van mijn betere vriendinnen sinds de eerste klas van de lagere school.
‘Nououou’ sputterde ik wat tegen. Het ging juist helemaal niet zo ‘verschrikkelijk’ goed met haar het afgelopen jaar. Nadat haar man, van wie ze compleet afhankelijk was, er vandoor ging was haar leven drastisch veranderd en dat vond ze niet altijd even leuk.
‘Qua gewicht dan hè’ vulde ze aan, mijn tegenstribbeling bemerkend. ‘Qua gewicht ging het goed.’
Dat was waar. Nadat hij ervan door gegaan was met de 20 jaar jongere en 20 kilo lichtere secretaresse zat er voor haar niets anders op dan een klein appartementje te betrekken waar ze nu met haar 2 dochtertjes woonde. De kilo’s vlogen eraf.

‘Het was vreselijk moeilijk’ vertelde ze laatst nog, ‘vooral omdat de vrienden waarvan ik dacht dat het ook MIJN vrienden waren geworden niets meer van zich lieten horen. Terwijl HIJ nota bene degene was die vreemd ging en zijn gezin liet barsten!’ In gedachten vulde ik aan dat ze een groot deel van haar eigen vrienden had laten barsten toen het haar zo uitkwam, maar het leek me niet het geschikte moment om haar dat onder de neus te wrijven. Het enige voordeel dat al deze ellende met zich mee bracht waren de kilo’s die ze kwijtraakte. Ik had wel eens het idee dat ze de hele scheiding uiteindelijk niet eens meer zo erg vond, naarmate de weegschaal haar ’s ochtends – in haar ogen – steeds vriendelijker bejegende. Toen ze eenmaal haar ideale gewicht bereikt had straalde ze. ‘Wat kan mij die kerel eigenlijk schelen,’ vertrouwde ze me toe. ‘Op het eind bleven we eigenlijk alleen maar bij elkaar omdat het nou eenmaal beter was – huis, hypotheek en kinderen – maar de lol was er allang vanaf. Ik ben nou in elk geval mooi heel wat kilo’s kwijt.’

‘ZEVEN kilo’ jammerde ze weer. Ik hoorde op de achtergrond zachtjes een papiertje ritselen en vermoedde dat er een kersenbonbon in haar mond verdween.
‘Ben je nou aan het snoepen?’ vroeg ik. Kersenbonbons waren haar grote zwakte wist ik.
‘Nee nee,’ mompelde ze met volle mond, ‘ik nam net een slokje water.’

Het gesprek met haar zette me later wel wat aan het denken. Wat is het eigenlijk vreselijk dat we in een maatschappij leven waar alles gefocust is op uiterlijk. Gewicht, figuur, huid, ogen, make-up, haar – alles, alles, alles gaat om uiterlijk vertoon. Bij de vrouwen dan hè, de mannen komen er redelijk gemakkelijk vanaf.

‘Toch gek eigenlijk dat we dit toegelaten hebben’ dacht ik. ‘Hebben onze moeders en grootmoeders hiervoor nou op de barricade gestaan?’ Tuurlijk, we mogen stemmen, maar ondertussen zijn we een slaaf geworden van ons uiterlijk. En ik doe er zelf aan mee. Al zou mijn huis in de fik staan, ik ging die deur niet uit zonder fatsoenlijk opgemaakt te zijn. Toen de bevalling van mijn dochter zich aankondigde en ik nog enkele uren te gaan had voordat ik naar het ziekenhuis moest, ging ik uitgebreid mijn haar een kleurspoeling geven.

‘Wat doe jij nou?’ vroeg mijn toenmalige partner verbaasd toen hij me daar om 2 uur ’s nachts in die badkamer bezig zag.
‘Haar kleuren’ fluisterde ik voorzichtig omdat ik geen barstjes wou in mijn kleimasker. Om drie uur was ik nog bezig mijn benen te ontharen en tegen de tijd dat ik naar het ziekenhuis moest, 7 uur ’s ochtends, zag ik er tiptop uit en was klaar om te bevallen.
Na de bevalling maakte ik me wel wat zorgen. Was het niet te verwarrend voor dat kleine baby’tje dat daar in dat wiegje lag, om telkens twee gezichten te zien? Twee gezichten maar wel met dezelfde geur en stem? Ik vond het dusdanig zielig voor mijn kleintje dat ik een tijdlang keurig opgemaakt naar bed ging.

Het ergste is dat er bijna altijd schoonheidsidealen geweest zijn. Het schijnt dat de Egyptische vrouwen 3000 jaar geleden al van alles aan hun uiterlijk deden en eigenlijk is er niet veel veranderd sindsdien. Maar waarom is dat dan? Zit het dan toch in ons, vrouwen?

Je zou de conclusie kunnen trekken dat het er misschien ten tijde van de Neanderthaler wat gemakkelijker aan toe ging. Qua uiterlijk vertoon dan hè. Toen het er allemaal nog uitermate primitief aan toe ging en het nog ‘onbeschaafd’ was. En eigenlijk is dat ook wel weer een hoopvolle wetenschap. Want sinds we ons steeds primitiever beginnen te gedragen, sinds hulpverleners niet meer hun werk kunnen doen, sinds de voetbalvelden vol zitten met mensen die alleen maar keelklanken uitkunnen stoten, sinds er onschuldige mensen voor niets doodgeschopt, -geslagen en –geknuppeld worden, sinds we te maken hebben met bestuurders die hun zakken vullen met onze centen, kortom: sinds we met grote snelheid elk spoortje van ‘beschaving’ van ons af schudden betekent dat maar een ding: we gaan in hoog tempo terug naar af en komen weer uit bij onze voorouders.

‘Vind je dat nou geen prettige gedachte?’ vroeg ik aan mijn vriendin die ik de volgende dag weer aan de telefoon had en deelgenoot maakte van mijn filosofische overpeinzingen.
‘Eigenlijk hoef je je helemaal niet druk te maken om die stomme kilo’s, we gaan toch weer terug naar af. Het is in principe al bijna afgelopen met de ‘beschaving’.’

Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Toen hoorde ik een diepe zucht en zachtjes het ritselen van een papiertje.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer je op dit blog

Voer je e-mailadres in om je in te schrijven op dit blog en e-mailmeldingen te ontvangen van nieuwe berichten.

Archieven

Leuke Links

Blogroll

De Rebelse Huisvrouw